- Maagdelijke haring zonder hom of kuit; haring begint elk jaar opnieuw maagdelijk aan een nieuwe cyclus; je hebt kleine en grotere maatjesharing.
Matje
- Fransen en Scandinaviërs spreken over matjes, Belgen over matjes of maatjes.
Plaatharing
- Aan boord diepgevroren, ongekaakte haring.
Braadharing
- Wordt gebakken en in de azijn gelegd (ook wel panharing genoemd).
Bokking
- Haring gaat bokking heten als hij wordt gerookt; een gefrituurde haring is een bakbokking.
Brado
- Koudgerookte haring, ook wel spekbokking genoemd; Brado is de oude merknaam van haringhuis Ouwehand.
Strobokking
- Warmgerookte haring (ook wel stoombokking en kipper genoemd).
Vijfendertigers
- Grote haringen (35 haringen in een emmer van vijf kilo).
Vijfenveertigers en vijftigers
- Kleinere haringen; een Amsterdamse haringkoopman wil grotere haringen dan een Rotterdamse.
Maatje
Bron: Haring en zijn maatjes, samengesteld door Adriaan de Boer en Wouter Klootwijk, in samenwerking met het Nederlands Visbureau.