- Acrostichon: naamdicht of lettervers. De eerste letters van elke regel vormen een woord of naam. Bijvoorbeeld het Wilhelmus
- Distichon: een tweeregelig gedicht met rijmschema AA
- Terza rima: gedicht met drieregelige coupletten, verbonden door middel van schakelrijm: ABA BCB CDC. Het metrum is
jambisch *) met vijf versvoeten per regel. - Kwatrijn: een gedicht bestaand uit coupletten van vier regels. Wanneer het
gebruikte rijmschema AABA is, spreekt men van het Perzische kwatrijn. - Kwintijn: een gedicht bestaand uit vijf regels.
- Limerick: een populaire vijfregelige versvorm van het type AABBA. De
eisen, gesteld aan een goed lopende limerick zijn nogal hoog: het rijm dient
zuiver te zijn, qua inhoud dient de laatste zin verrassend te zijn of een
clou te bevatten en het metrum van een limerick let nogal nauw. Meestal
heeft de limerick een humoristische of schuine inhoud. - Rondeel: een versvorm waarbij bepaalde versregels diverse malen worden
herhaald. Meestal bestaan ze uit vier- of vijfvoetige jamben. Varianten zijn
het triolet, het rondelet en de rondeau. - Sonnet: een veertienregelige dichtvorm, bestaand uit twee kwatrijnen
(samen het octaaf) gevolgd door twee terzetten (samen het sextet). Het
metrum is tweedelig (meestal jambe) en de versregels kunnen drie tot zeven
versvoeten tellen. Tussen het octaaf en het sextet hoort een wending of
volta te zitten. Een goed sonnet is zeer klankrijk (waaraan het zijn naam te
danken heeft). - Onafhankelijk van de versvorm bevatten sommige gedichten een acrostichon
(naamdicht). Dit houdt in dat de beginletters van de versregels samen een
woord of een naam vormen.*) De jambe is een versvoet die uit twee lettergrepen bestaat: een
onbeklemtoonde gevolgd door een beklemtoonde.
Bron: Jaap Bakker’s Nederlands rijmwoordenboek, Ooievaar Pockethouse.