- Geeft januari een sneeuwtapijt, dan zijn we gauw de winter kwijt.
- Januaar zonder regen is de boer zijn zegen.
Februari:
- Is februari guur en koud, dan komt er een zomer waarvan je houdt.
- Is februari zacht en stil, dan komt de noordenwind in April.
Maart:
- Lentemaands ruwheid geeft zomermaands luwheid.
- Maart niet te droog en niet te nat, vult de boer zijn kist en vat.
April:
- Hoe groen het in het veld ook ons oog bekoort, doch zelden houdt april zijn woord.
- Aprilleke zoet, geeft nog weleens een witte hoed.
Mei:
- Zingt de vink vroeg in de meimorgen, dan zal die dag voor regen zorgen.
- Een natte mei, boter in de wei.
Juni:
- Met een zomerwervelwind is het weer ons goed gezind.
- Juni met veel donder, brengt de oogst ten onder.
Juli:
- Is juli heet en droog, dan houdt de winter een kwaad betoog.
- Brengt juli hete gloed, zo gedijt september goed.
Augustus:
- Half augustus zonneschijn verschaft de boer een goed vat wijn.
- Geeft augustus zonneschijn, zeker krijgen we goede wijn.
September:
- Komen de pluimen aan het riet, denk het is nazomer en geniet.
- De septemberregen komt de boer heel goed gelegen.
Oktober:
- Oktober geeft ons zonnige dagen, maar ook jicht en andere plagen.
- Blinkt oktober in zonnegoud, de winter volgt dan snel en koud.
November:
- November heeft maar 30 dagen, maar dubbel wind en regenvlagen.
December:
- Donder in decembermaand belooft veel wind in ’t jaar aanstaand.
- December zacht en dikwijls regen, geeft weinig hoop op rijke zegen.
Januari:
Bron: Radio Noord-Holland en Peter Kenis.