Sociologen onderscheiden tot nu toe zes generaties.
- De vooroorlogse generatie (geboren1910 t/m 1930)
Wars van sociale onrust en chaos. Plichtsgetrouw, bescheiden, sober, spaarzaam en berustend. Overheersende moraal: als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje. - De stille generatie (geboren 1931 t/m 1940)
Weet wat het is te leven met onzekerheid, onderdrukking en schaarste. De eerste generatie van wie ook vrouwen gingen werken, die daarmee economisch onafhankelijk werden. - De protestgeneratie (geboren 1941 t/m 1955)
Ook wel de babyboomgeneratie genoemd. Kreeg les in grote klassen, kwam tot wasdom in een periode van grote welvaartsstijging en kende geen armoede of massale werkloosheid. De jongeren van toen stonden veel kritischer in het leven dan hun ouders. - De verloren generatie (geboren 1956 t/m 1970)
Ook wel de generatie Nix genoemd, omdat ze weinig kansen op de arbeidsmarkt hadden. Nu bezet deze generatie juist topposities en is ze erg invloedrijk. - De pragmatische generatie (geboren 1971 t/m 1985)
Gewenst dankzij voorbehoedsmiddelen en opgegroeid met uitstekende voorzieningen. Sterk merk- en mediabewust. Geneigd tot het uitstellen van fundamentele keuzes, zoals het krijgen van kinderen. Jobhoppen is normaal voor deze groep. - De grenzeloze generatie (geboren vanaf 1986)
Ook wel de achterbankgeneratie genoemd. Gefocust op uiterlijkheden, kicks, geld, status, consumptie en netwerken en niet zozeer op het eigen welzijn en dat van de maatschappij. De kredietcrisis en de economische crisis zullen hun stempel drukken op deze generatie.
Bron: Haarlems Dagblad, 1 december 2009.